Nieuwe TNO-methode geeft gemeenten grip op houtstook
Roet blijkt een prima indicator voor houtstook. Dat blijkt uit onderzoek van TNO. Daarmee kunnen gemeenten veel preciezer zicht krijgen op houtstook als bron van fijnstof. TNO werkte voor dit onderzoek samen met Omgevingsdienst IJmond, burgermeetnetwerk Hollandse Luchten en Waag Futurelab.
Met een nieuwe methode van TNO kunnen gemeenten in elke wijk of buurt precies detecteren waar gestookt wordt en welke hoeveelheid fijnstof van houtstook afkomt. ‘Daarmee krijgen ze meer grip op een lokale fijnstofbron’, zegt Paula Bronsveld, senior projectmanager klimaat en luchtkwaliteit bij TNO.
Gelijke pieken
In Heemskerk onderzocht TNO twee winters het verband tussen de gehaltes roet, fijnstof en levoglucosan in de lucht. Levoglucosan komt vrij als biomassa, zoals hout, op lage temperaturen verbrandt. ‘Meet je die stof in de lucht, dan kun je er vrijwel zeker van zijn dat particulieren op dat moment hout stoken.
Maar deze stof valt niet te meten met eenvoudige, betaalbare sensoren. Dat soort sensoren kunnen we wél ontwikkelen voor roet. We keken daarom hoe het gehalte levoglucosan overeenkwam met de hoeveelheid roet in de lucht. Die relatie bleek duidelijk. Als roet piekte, zagen we ook een levoglucosanpiek’, vertelt Bronsveld. TNO presenteerde de onderzoeksresultaten in oktober. Eerder stond al een interview over het onderzoek op de website van het Schone Lucht Akkoord.
Realtime houtstookkaart
De volgende stap van TNO was de roetpieken vergelijken met het gemeten fijnstof in de lucht. TNO kan nu voor de directe omgeving van een roetmeter berekenen welk deel van het fijnstof van houtstook afkomt.
‘Met onze methode kunnen we in de toekomst een kaart maken die realtime laat zien waar hout gestookt wordt’, zegt Bronsveld. ‘Dat zijn objectieve cijfers, wat de discussie over overlast veel zuiverder maakt. Zo waren er in de winter van 2024/2025 in Heemskerk 39 momenten waarop houtrook aantoonbaar te meten was.’
De methode en een eerste versie van de kaart zijn in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gemaakt. Doel is straks een bruikbare monitoringsmethode te hebben waarmee omgevingsdiensten of handhavers kunnen werken om grip te krijgen op houtstookoverlast. ‘Daarvoor gaan we onze methode nu verder ontwikkelen. En we gaan door met een betaalbare, werkende roetsensor ontwikkelen. Want de zes roetsensoren die we verspreid door Heemskerk ophingen, werkten nog niet goed. We hebben daarom voor de ontwikkeling van de methode alleen roet gemeten met onze geavanceerde meetwagen.’
Meer onderzoek in provincie Utrecht
Provincie Utrecht heeft bij TNO aangeklopt om mee te doen aan het vervolgonderzoek. In stookseizoen 2025/2026 staat de TNO-meetwagen in deze provincie. Bronsveld: ‘We gaan het onderzoek uitbreiden. We zetten de wagen op twee plekken: bij Zeist en Amersfoort. Daartussen ligt de Utrechtse Heuvelrug, een heel andere omgeving dan in Heemskerk.'
'We willen uitzoeken hoever het fijnstof uit houtrook zich verspreidt en in hoeverre het meten van roet ver van een houtstookbron een betrouwbaar beeld oplevert. Aan het onderzoek doet ook burgermeetnetwerk NMU mee. 60 inwoners krijgen een nieuwe roetsensor. We gaan testen of die wel goed werkt.’
Verbinding inwoners, onderzoek en overheid
Hollandse Luchten is een burgermeetplatform, met meetgroepen op verschillende plaatsen in Noord-Holland, gefaciliteerd door de provincie Noord-Holland. Waag Futurelab begeleidt deze meetgroepen technisch en sociaal. In Heemskerk is het roetonderzoek uitgevoerd met de meetgroep IJmond, ODIJ en TNO.
Imme Ruarus van Waag Futurelab over het roetonderzoek in Heemskerk: ‘Houtrook is een onderwerp dat snel in aandacht groeit. Inwoners hebben daar vragen over: ‘Kunnen we de metingen van de roetsensoren gebruiken om te zien hoeveel fijnstof door houtstook komt? In welke wijken is de meeste houtstook?’ Ze willen eigenlijk nú antwoord.'
'Daarom wilde de meetgroep in de IJmond ook graag meedoen met het roetonderzoek. Inwoners meenemen in een onderzoeksproject als dit heeft verschillende voordelen. Allereerst leveren hun metingen bruikbare data en worden zij onderdeel van het gesprek over houtstook in hun wijk. Tegelijk zien ze ook dat het innovatief en experimenteel is. En dat een goede, betaalbare roetmeter ontwikkelen niet van de ene op de andere dag lukt. Doordat zij samen dit onderzoek doen, ontstaat er een goede verbinding tussen inwoners, onderzoek en overheid.’

