Rijk voldoet aan afspraken met aangescherpte emissiegrenzen industrie

Gepubliceerd 3 oktober 2022

Met de strengere regels voor industriële emissies die 24 augustus in het Staatsblad stonden, lost het Rijk 2 belangrijke afspraken uit het Schone Lucht Akkoord in. Het Rijk past emissie-eisen voor de industrie aan in de algemene regels en wijzigt de rentevoet in de kosteneffectiviteitsmethodiek. Hierdoor pakt de berekening of een investering voor een emissiereducerende techniek betaalbaar is, eerder positief uit.

Het was nodig dat een deel van de regels voor industriële emissies naar de lucht geactualiseerd werden, omdat de nu nog geldende emissie-eisen die daarin staan al 20 jaar oud zijn. Inmiddels zijn productieprocessen geoptimaliseerd en bestaan er betere of goedkopere reinigingstechnieken. Reinigingstechnieken verminderen de luchtverontreinigende uitstoot die uit de schoorsteen komt. Denk aan doekenfilters om roet en ander fijnstof af te vangen.

Bovendien werd in de berekeningen voor de financiële haalbaarheid van een investering nog een hoge rentevoet gehanteerd, terwijl de rente in de praktijk inmiddels lager lag. Margret Groot, die zich vanuit Rijkswaterstaat over de aanpassingen boog: ‘In de regelgeving ligt precies vast hoe je berekent of een investering in emissiebeperking kosteneffectief is. Ook de rentevoet staat wettelijk vast. Als zo’n berekening gunstig uitpakt, dan moet het bedrijf de emissiebeperking realiseren.’

Veranderingen

De regelgeving is nu zo aangepast dat bedrijven de beste beschikbare technieken (BBT) daadwerkelijk in de praktijk gaan toepassen. De aangepaste emissie-eisen staan in paragraaf 5.4.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Deze generieke eisen gelden vooral voor de kleine bedrijven. Daarnaast worden in het Bal strengere emissiegrenswaarden voor kleine en middelgrote biomassacentrales opgenomen. In de Omgevingsregeling gaat de rentevoet omlaag van 10 naar 5 procent.

Met deze veranderingen – en met de verschillende voorstudies die zijn uitgevoerd – vult het Rijk maatregel 7 en 9 in voor het thema industrie in het Schone Lucht Akkoord. Margret Groot: ‘Industriële bedrijven stoten door deze aanpassingen zo’n 3 procent minder fijnstof, NOx en NH3 uit, berekende ingenieursbureau Tauw. Daarnaast vermindert de uitstoot van nog veel andere luchtverontreinigende stoffen.’

Kans voor vergunningverleners

‘De algemene regels in Nederland geven grenswaarden aan voor tal van stoffen en kunnen gelden voor kleine en grote installaties. Grote installaties hebben daarnaast vaak nog een aparte vergunning, waarin ook grenswaarden staan’, zegt Margret Groot. ‘Onderdeel van het SLA is ook het streven om zo laag mogelijke eisen in de vergunning op te nemen, binnen de grenzen van wat technisch en economisch haalbaar is. Voor de vergunningverleners ligt hier een kans.’

Goed onderhoud

De nieuwe eisen vaststellen was een proces van zo’n 2 jaar. ‘Bij een onderwerp als dit is het altijd zoeken naar een evenwicht tussen zo streng mogelijk en wat in de praktijk haalbaar is’, zegt Sanne van Oeveren, senior beleidsmedewerker luchtkwaliteit van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).

Ingenieursbureau Witteveen en Bos is gestart met een onderzoek naar mogelijkheden om emissiegrenswaarden aan te scherpen op basis van technische verbeteringen. Hiervoor zijn onder meer Europese referentiedocumenten (BREF's) gebruikt, die per branche beschikbaar zijn. Het ingenieursbureau nam onder meer de technieken en de bijbehorende emissiegrenswaarden in deze BREF’s als uitgangspunt voor hun adviezen. Tauw heeft vervolgens onderzocht hoeveel installaties in Nederland moeten worden aangepast, als de adviezen van Witteveen en Bos overgenomen zouden worden. Sanne van Oeveren: ‘Je kunt regelgeving wel aanpassen, maar de voorschriften moeten wel haalbaar en betaalbaar blijven voor de bedrijven die ze krijgen opgelegd. Je kunt niet van bedrijven verwachten dat ze hun hele bedrijf in 1 keer van nieuwe installaties voorzien. De toets of nieuwe regelgeving proportioneel is, is een verplicht onderdeel van het wetgevingsproces.’

De meeste aanbevelingen van Witteveen en Bos zijn desondanks overgenomen in de nieuwe regelgeving. Nieuwe investeringen zijn niet altijd nodig, geeft Tauw verder aan: met goed onderhoud of kleine aanpassingen aan bestaande technieken is ook al veel winst te halen.