Themagroep participatie pakt enquêteresultaten direct op
Er is een handreiking in de maak met de do’s en don’ts voor burgerparticipatie. Daarmee springt de themagroep Participatie in op een grote behoefte die naar voren kwam uit de participatie-enquête begin oktober 2020.
Respons enquête participatie
“Ik ben blij met de respons op de enquête die we in oktober 2021 hielden: ongeveer twee derde van 64 partijen die het SLA hebben ondertekend reageerde. De ambities blijken hoog. Iedereen wil aan de slag met burgers informeren en betrekken bij schone lucht. Tegelijk hebben we een goed beeld gekregen van de struikelblokken bij het organiseren van burgerparticipatie”, vertelt Mariëlle van Dijk. Zij is lid van het team dat de Themagroep Participatie en Citizen Science trekt.
Dominante bron van slechte luchtkwaliteit is wegverkeer blijkt uit de enquête. Het belangrijkste vraagstuk is gezondheidsschade. Het voornaamste doel van participatie is informeren en bewustwording over oorzaken en gevolgen van slechte luchtkwaliteit.
Burgers laten participeren blijkt eng
Een van de uitkomsten van de enquête: burgers laten participeren blijkt eng. Want burgers vinden wat en dat strookt niet altijd met het beleid.
“Wat veel mensen vergeten, is dat je vooraf de verwachtingen van burgers heel goed kunt managen. Het is niet de bedoeling dat je een sensor voor luchtkwaliteit over de schutting gooit en als burgers terugkomen met meetresultaten pas gaat praten. Als je vooraf in gesprek gaat, kun je uitleggen welke mogelijkheden je hebt binnen de kaders van de gemeente of provincie. Dan kun je een goed beeld schetsen waar de meetresultaten wel en niet voor gebruikt kunnen worden en welke doelen realistisch zijn”, zegt Van Dijk.
Valkuilen en succesfactoren
Veelgevraagd: een handreiking voor het organiseren van burgerparticipatie. Het is een van de punten waarmee de themagroep participatie kan helpen. Voor het eind van 2020 rondt Mariëlle van Dijk zo’n handreiking af, met de valkuilen en succesfactoren voor participatie; hoe pak je het handig aan, wat moet je wél doen en wat kun je beter laten.
Wisselende opvattingen
In oktober en november heeft het Team Participatie al gesproken met vijftien partijen die aangaven interesse te hebben om deel te nemen in de Participatiepilot. “Er zijn wisselende opvattingen over de relatie tussen de lokale citizen-sciencepilots en de Participatiepilot uit het Schone Lucht Akkoord inhouden”, zegt Van Dijk (zie uitleg kader).
“De inrichting van de pilots gaat dan ook niet over één nacht ijs. Het vraagt een zorgvuldige voorbereiding van de techniek én de samenwerking. Met de gesprekken inventariseert het Team Participatie de ideeën hoe de inrichting van de pilots verder te verfijnen en op welke manier het team kan bijdragen.
Delen
De deelnemers geven aan graag informatie over de aanpak van participatie te willen delen. Van Dijk: “Wat het ministerie kan doen: een kennismanagementsysteem bieden van lopende participatiepilots en van kansrijke pilots die op de plank liggen, omdat partijen die niet zelf kunnen uitvoeren. Op die manier kunnen gemeenten en provincies bij elkaar aankloppen om van elkaar te leren en samen een pilot op te pakken. Voor zo’n systeem is een voorstel in de maak.”
Maatregelen participatie en Participatiepilot
Het SLA spreekt van ‘maatregelen voor participatie’ en de ‘pilot participatie’.
De maatregelen bestaan uit drie delen: de jongerentop, citizen-sciencemogelijkheden verkennen (lokale pilots) en een kennisnetwerk rond citizen science versterken.
De pilot participatie is de specifieke Participatiepilot, waarin het RIVM het landelijk meetnetwerk ter beschikking stelt aan gemeenten en/of provincies en zelfs kan besluiten extra meetstations bij te plaatsen.
Zowel voor maatregelen voor participatie als voor de Participatiepilot zijn financiële middelen vanuit het SLA beschikbaar.