Industrie in de uitvoeringsagenda SLA
Voor industrie wordt ingezet op maatregelen voor vergunningverlening en handhaving en emissie-eisen in algemene regels. Ook zal het Rijk zich in Europa inzetten voor ambitieus bronbeleid.
Ontwikkelingen tot 2024
Voor het thema Industrie is het doel om de groei van de industrie te ontkoppelen met de groei van uitstoot. Hiervoor is een aantal maatregelen ingesteld, waaronder het aanscherpen van Rijksregels, een internationale inzet en het scherp vergunnen. De aangescherpte eisen zijn in werking getreden op 1 januari 2024. Internationaal hebben we ons ingezet bij de herziening van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) en de Richtlijn Luchtkwaliteit en blijft er een continue inzet bij de BREF-herzieningen. BREF staat voor BBT-referentiedocument en BBT staat voor best beschikbare technieken. Het scherp vergunnen betekent het vergunnen aan de onderkant van de BREF-range. De BREF-range geeft richting voor vergunningverleners. Tot 2024 lag de nadruk op het ontwikkelen van hulpmiddelen, het opnemen van het uitgangspunt van scherp vergunnen in provinciaal beleid, en het organiseren van opleidingen voor omgevingsdiensten. Dit alles om vergunningverleners zo goed mogelijk in positie te brengen om realistisch, maar ook zo laag mogelijke emissiegrenswaarden te vergunnen. Daarnaast komt in de herziene Richtlijn Industriële Emissies het principe van scherp vergunnen ook terug. Samen met een verplichting voor bedrijfsleven om na te gaan welke lage eis haalbaar is. Dat gaat allemaal helpen om de industrie schoner te maken en bij te dragen aan gezondheidswinst.
Verder helpen ook klimaat- en stikstofbeleid de lucht schoner te maken. Een voorbeeld is de Maatwerkaanpak verduurzaming industrie, die primair is gericht op het reduceren van broeikasgassen van grote uitstoters, maar waarbij ook wordt gekeken naar verlaging van luchtverontreinigende emissies. Ander aanverwant beleid is de Actieagenda Industrie en Omwonenden dat in maart 2024 aan de Tweede Kamer is voorgelegd. Deze actieagenda is een uitwerking van aanbevelingen om de leefomgeving schoner te maken, uit het onderzoek 'Industrie en Omwonenden' van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. En daarnaast is er ook het Interbestuurlijk programma VTH, dat gericht is op het versterken van het stelsel VTH.
Maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord
Bij de sector industrie kijken Rijk, provincies en gemeenten in de uitvoering van SLA-maatregelen breder dan alleen naar fijnstof, ammoniak en stikstofoxiden. Dit omdat ook andere luchtverontreinigende stoffen, die de industrie uitstoot, een belangrijke invloed kunnen hebben op de (lokale) luchtkwaliteit. Emissiereducerende maatregelen in de industrie hebben deels ook een positief effect op de emissiereductie van ultrafijnstof.
Voor de industrie is in het Schone Lucht Akkoord (SLA) een aantal vaste maatregelen opgenomen. Deze zijn hier verder uitgewerkt. Sommige ervan worden uitgevoerd door provincies en gemeenten als bevoegd gezag. Voor andere maatregelen is het Rijk verantwoordelijk. De tien maatregelen laten zich onderverdelen in drie sporen.
Spoor 1. Vergunningverlening en handhaving
SLA-maatregelen 1, 2, en 4. Vergunnen
Juridische analyse vergunnen
In opdracht van het ministerie van IenW is een analyse gemaakt waarin de juridische kansen en knelpunten zijn beschreven om te vergunnen, met als doel emissies te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken. Een belangrijk deel van de studie gaat over IPPC-installaties (Integrated Pollution Prevention and Control) en verkent de juridische mogelijkheden om zo veel mogelijk aan de onderkant van de BREF-range te vergunnen. Vergunningverleners gaan hier vervolgens mee aan de slag en passen dit toe bij het verlenen en actualiseren van vergunningen.
Verankeren van zo laag mogelijk vergunnen in lokaal beleid
Veel vergunningverleners zien het zo veel mogelijk aan de onderkant van de BREF-range vergunnen op dit moment nog niet als de standaard. Hoewel BBT bepalen standaard regelgeving is en ook nu al moet gebeuren, kan het verankeren van scherp vergunnen in beleid van provincies en gemeenten hierbij helpen. Het steunt vergunningverleners en helpt bij de onderbouwing om zo laag mogelijk te vergunnen. Hiervoor is een modeltekst voor de Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving opgesteld. Die kunnen provincies en gemeenten overnemen bij het aanpassen van hun nota VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving). Dit zorgt ook voor harmonisatie in de vergunningverlening in Nederland. Meerdere provincies hebben hun beleid of hun nota inmiddels aangepast of zijn er mee bezig. Tegelijkertijd staat scherp vergunnen ook op het netvlies van omgevingsdiensten en streven ze daar naar. Daarmee voldoen ze dan niet alleen aan maatregel 1 (streng vergunnen) maar ook aan SLA maatregel 4: het toepassen van de pilot. De pilot omvat namelijk het faciliteren van streng vergunnen. Het scherp vergunnen is een doorlopend proces, en zal op langere termijn effect sorteren.
Vrijwillige reductie
In de themagroep Industrie zijn presentaties gegeven over de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) als financiële prikkels om verder te gaan dan wettelijk verplicht. Verder wordt beoogd om een artikel voor de SLA-nieuwsbrief op te stellen, met enkele aansprekende voorbeelden van scherp vergunnen als inspiratie voor andere omgevingsdiensten. Het doel is dat provincies en gemeenten hiervan leren en dat ze dit toepassen bij hun eigen werk.
BBT-kennis beschikbaar stellen
Bedrijven moeten in ieder geval voldoen aan best beschikbare technieken (BBT). Om goed te kunnen beoordelen of het bedrijf BBT toepast en mogelijk een lagere emissie kan halen, hebben de overheden hierover kennis nodig. Het zoeken is lastig en tijdrovend. In opdracht van Rijkswaterstaat heeft advies- en ingenieursbureau Tauw in dit kader de factsheets luchtemissiebeperkende technieken geactualiseerd (zie paragraaf 4) en stellen ze oplegnotities op voor iedere herziene BREF (zie paragraaf 3). Deze oplegnotities geven informatie over emissieniveaus van best presterende installaties in Europa.
SLA-maatregel 3. Handhaving: kansen inventariseren en afspraken met ILT
In oktober 2022 heeft Royal HaskoningDHV een voorverkenning gepubliceerd met praktische algemene tips om toezicht en handhaving te verbeteren. In de Themagroep Industrie analyseren werkgroepen hoe hier uitvoering aan gegeven kan worden en wat haalbaar is. Ook de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) biedt een helpende hand door deel te nemen aan de Themagroep Industrie en ideeën en suggesties aan te dragen voor een goede uitvoering van de SLA-maatregelen. Zoals aangegeven in een interview nemen de experts van ILT daarnaast in hun advies de afspraken uit het Schone Lucht Akkoord regelmatig expliciet mee. Het gaat dan om advies bij lopende wijzigingen van vergunningen van grote bedrijven.
SLA-maatregelen 5 en 8. Advisering over toepassen BBT
Als BBT-conclusies zijn gepubliceerd, moeten de vergunning en installatie hier binnen vier jaar aan voldoen. Om vergunningverleners hierin te ondersteunen, stelt Rijkswaterstaat oplegnotities op. Een oplegnotitie beschrijft op welke manier de BBT-conclusies te implementeren zijn in de Nederlandse situatie. Daarnaast kan deze oplegnotitie een nuttige functie vervullen bij de motivering van strenge(re) eisen in vergunningen en bij eventueel bezwaar en beroep. Inmiddels zijn er 5 oplegnotities voor de industrie opgesteld en gepubliceerd.
SLA-maatregel 6. Actualiseren factsheets reductietechnieken
Het bevoegd gezag moet beoordelen of een bedrijf BBT toepast. Hiervoor is kennis nodig over welke reductietechnieken er zijn en waar deze toe te passen zijn. De factsheets luchtemissiebeperkende technieken geven informatie over de technische werking en een indicatie van de kosten. Advies- en ingenieursbureau TAUW heeft in opdracht van het Rijk deze factsheets aangevuld en geactualiseerd. Bevoegd gezag (omgevingsdiensten) gebruikt deze informatie om een beeld te krijgen van de werking van de technieken en welke kosten ermee samenhangen.
Spoor 2. Algemene regels
SLA-maatregelen 7 en 9. Actualiseren algemene regels
Na verschillende onderzoeken te hebben uitgevoerd, heeft het ministerie van IenW in 2020 en 2021 gewerkt aan een wijzigingsvoorstel voor emissie-eisen in de algemene regels. De voorgestelde wijzigingen zien toe op:
- het aanscherpen van emissie-eisen voor kleine en middelgrote biomassaketels;
- het updaten van emissiegrenswaarden in paragraaf 5.4.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);
- het actualiseren van de rentevoet voor de kosteneffectiviteitsmethodiek.
Dit heeft geresulteerd in een definitief wijzigingsbesluit van het Bal, dat in 2022 is gepubliceerd. De wijziging van de rentevoet is in 2022 in een wijziging van de Omgevingsregeling opgenomen.
De wijzigingen gelden sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het is mogelijk dat gedurende de SLA-periode nog aanvullende studies of wijzigingen nodig zijn.
Spoor 3. Internationale inzet
SLA-maatregel 10. Internationale inzet
Het Rijk neemt deel aan Europese werkgroepen voor de uitvoering en evaluatie van de Richtlijn industriële emissies (RIE), de Richtlijn middelgrote stookinstallaties (MCPD), de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings) en de Richtlijn Luchtkwaliteit. Bij de herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit zet Nederland zich ervoor in om de huidige grenswaarden meer in lijn te brengen met de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en om deze te ondersteunen met specifiek bronbeleid.
Het Rijk speelt een actieve rol bij de herziening van de RIE en de herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit. Om emissies naar de lucht verder te reduceren zijn ambitieuze emissiegrens- waarden van belang. Als onderdeel van de RIE worden op Europees niveau BBT-conclusies met achterliggende BREF-documenten opgesteld. Nederland zet in op ambitieuze emissiegrenswaarden en het verkleinen van de range van toegestane emissies. Daarbij werkt het Rijk samen met vergunningverleners om kennis uit te wisselen en informatie te verzamelen die een BREF-herziening ondersteunen.
Pilots Industrie
Vergunningverlening en handhaving
Doel van de pilot is dat binnen de provincie (als bevoegd gezag van IPPC-installaties) en haar omgevingsdiensten standaard scherp vergund wordt (binnen de BREF-range) en effectief gehandhaafd wordt op de emissie-eisen. Bij het sluiten van het Akkoord was het nog onduidelijk op welk niveau werd vergund en welke condities voor scherpe vergunning noodzakelijk zijn. De voorverkenning voor de pilot industrie en meerdere van genoemde maatregelen zijn erop gericht deze kennis op te doen en de vergunningverlening en handhaving te optimaliseren. Projecten die ertoe leiden om het (zoveel mogelijk) aan de onderkant van de BREF-range vergunnen goed van de grond te krijgen bij bevoegd gezag, zijn als pilot in te dienen. Denk bijvoorbeeld aan opleiding van vergunningverleners, toezichthouders en handhavers, of aan inhoudelijke ondersteuning bij vergunningverlening van installaties, die als voorbeeldcase dienen. Dit kan juridische, of technisch inhoudelijke ondersteuning zijn, of op het vlak van kosteneffectiviteit. De provincies hebben gezamenlijk een SpUk-aanvraag gedaan, waarmee cursussen voor omgevingsdiensten worden georganiseerd. Doel ervan is onder andere om vergunningverleners kennis te laten maken met instrumenten voor scherp vergunnen die er zijn, en juridische mogelijkheden toe te lichten.
Vrijwillige reductie
In de pilot wordt daarnaast gekeken naar mogelijke condities en processen die bedrijven doen besluiten – vrijwillig – verder te gaan dan de eisen die zouden volgen uit het louter toepassen van BBT op het strengste niveau en die afdwingbaar zijn binnen de vergunning. Daarom is maatregel 1c vrijwillige reductie in de uitvoeringsagenda opgenomen.